Langzaam druppelden ze allemaal binnen. Voor de wekelijkse bijeenkomst. Maandag eerst. Binnensmonds vloekend. Daarna snel na mekaar woensdag, vrijdag, zaterdag en zondag. En iets later dinsdag en als laatste donderdag. Met zeven zaten ze aan de tafel waar het grote conflict ging besproken worden. Want alles was begonnen bij maandag. Die vond dat de week wel eens anders kon ingedeeld worden. De regelmaat stond hem tegen. Maar vooral het stigma. Want maandag betekende voor de mensen het begin van de week. Meestal de werkweek. En dat vonden ze niet leuk, die mensen, zo na het weekend. Maandag had er de pest in. Niemand hield van hem. Dus wou hij wisselen met een andere dag.
“En als we nu eens vrijdag laten aansluiten aan het weekend. Dan hebben de mensen het gevoel dat het weekend nog moet beginnen.” Dat was woensdag die bekend stond om zijn verzoenende taal.
“En wie gaat jouw plaats innemen? Dinsdag of donderdag misschien? Alsof die hun plaats niet kennen!” sneerde zondag. En natuurlijk sloot zaterdag zich aan bij deze uitspraak. Want zaterdag en zondag waren twee handen op één buik.
Het was even stil aan tafel. Dinsdag nam het woord. “Beseffen jullie wel dat iedere dag een betekenis heeft? Maandag mag dan bekend staan als een rotdag maar dat is dan ook een geankerde zaak. Het weekend, ja jullie twee daar, dat is ook onveranderlijk. Donderdag is de voorpoort van het weekend en woensdag staat geboekstaafd als het midden van de week. Maar waar sta ik? Als dinsdag bedoel ik. Maandag, jij hebt tenminste nog een rotreputatie maar de dag daarna? Niemand denkt daaraan. Ik ben diegene die zou moeten klagen maar doe ik dat? Nee, ik ben blij dat ik een dag ben. Dus, waarover zijn we aan het zeuren? Laat alles maar zoals het is, dat is mijn mening.” En zo ging het maar verder. Ze zijn er niet uitgekomen die avond. Nee, het werd vanaf dan zelfs gewoon dagelijkse kost. En dagen die samenvallen, dat kost.
Dat daagde zelfs bij de mensen.