“Zeg Frank, ik zit hier al drie weken te wachten op jou! Wij hadden wel een afspraak! Ken je dat woord, Frank, A-F-S-P-R-A-A-K?”
“Wees maar zeker, want de eerste week kon ik al niet komen, ik was mijn stem kwijt.”
“Daar geloof ik niet veel van, jij hebt altijd al een grote mond gehad. En wat heeft dat met onze afspraak te maken?”
“Wel, ik heb blijkbaar op een terras in Napels teveel aan het roepen geweest naar de voorbijwandelende schoonheden. En opeens, af spraak. Weg.”
“En dan ben je maar gestopt met je macho-activiteiten en gedacht, ik zal de sprookjesschrijver, mijn goede vriend maar eens opzoeken?”
“Ach, fluiten ging nog.”
“En de week daarna, dan had je hier toch kunnen zijn?”
“Ah nee, want ik heb een ganse week besteed om om aan alle vriendinnetjes aan de telefoon uit te leggen waarom ik geen contact meer had opgenomen.”
“Vermoeiend. In jouw geval toch.”
“Ja lach maar, je kan je niet voorstellen hoe uitputtend het is om er zo’n drukke agenda op na te houden.”
“Ik krijg bijna medelijden.”
“Zeg, ik ben hier toch! Je moet niet zeuren. Ik had voor altijd kunnen wegblijven.”
“Nogmaals, Frank, als prominent sprookjesfiguur sta je onder contract tot ooit al je tanden zijn uitgevallen zodat je zelfs niet meer kan fluiten.”
“Dan weet je meteen waarom ik ook de derde week niet kon komen.”
“Tandpijn?”
“Ja, en erg hoor. Een ganse week niet buiten geweest. Maar na sta ik hier. Wat gaan we doen?”
“Hoe, wat gaan we doen? Een sprookje schrijven misschien? Een beetje werken, dat zou je voor de verandering geen kwaad doen.”
“Is hier geen leuke tent in de buurt? Ik wil een verzetje. Daar ben ik wel aan toe. Waarom kijk je zo? Dat kan toch?”
“En het sprookje dan?”
“Ach, jij verzint wel wat. Ik heb trouwens wat geld van je geleend. Tot later!”
BAF! Voordeur dicht.
“FRAAAAAAANK!”
Vorig sprookje