De dagen gingen voorbij. Maar toen kwam woensdag. En die ging niet voorbij. Die bleef gewoon staan en keek eens goed rond. De mensen vonden dit heel vreemd. Ze hadden nog nooit een dag meegemaakt die blijvend was. Of toch blijvend gedrag vertoonde. Ze maakten zich toch wat zorgen want de woensdag duurde wel héél erg lang. En toen kwam de donderdag. Die geen plaats had en moest wachten want woensdag was er nog. En die ging niet opzij. Dus op donderdag was het nog woensdag. De mensen waren helemaal van slag. De activiteiten die ze op donderdag deden konden niet doorgaan, want het was nog woensdag. En ook vrijdag kon er niet door. En zaterdag ook niet. Net zo min als zondag, maandag en daarna dinsdag. Het was druk in de wachtkamer van dagen. Door het lange wachten leken ze een beetje op ouden van dagen. En toen was het weer woensdag. Ditmaal waren de mensen vastbesloten. Voor één dag konden ze het fenomeen woensdag nog wel aan maar morgen moest het anders worden. Na een bange nacht kwam het ochtendgloren. En iedereen die wakker werd keek onmiddellijk angstig om zich heen en snelde naar de kalender. Die netjes ‘donderdag’ aangaf. Iedereen slaakte een zucht van verlichting. En de volgende woensdag? Die dag ging voorbij met een air van ‘Ik weet van niks hoor!’. Het was gewoon een grapje geweest dat woensdag had uitgehaald. Maar dat is bij de mensen pas later beginnen dagen.
Vorig sprookje