Nerovius nam Andreia Pervilius bij de hand en kneep er even zachtjes in.
“Voorzichtig.” zei hij met een rustige, maar tegelijk vastberaden stem.
“Waar zijn we Nerovius Maxillus?”
“In de herinnering van een rijke landheer die ook een groot botanicus was.”
“Oh!”
“Sst, En kijk goed uit waar je stapt. We mogen niets kapot maken. Kijk hier.”
“Wat is dat, dat lijkt wel mos of zoiets.”
“Het zijn zoete herinneringen aan de geur van de eerste ochtenddauw.”
“Ja, ik ruik… ik ruik frisse..”
“Druppels?”
“Nee, eerder frisse gedachten, alsof je bevrijd bent van een benauwend gevoel. En dat je daarna een nieuw begin ziet. Ja, zo ruikt het, als een nieuw begin.”
“Goed zo, Andreia. Dat heb je verrassend geformuleerd. Kom we gaan. Er is nog veel te ontdekken.”
En met behoedzame stappen verkenden ze de plaats verder.
Na een paar minuten waren ze wat van mekaar verwijderd.
“Nerovius!” Andreia deed een poging om te fluisteren en te roepen tegelijkertijd.
“Wat is er? Ik kom.”
“Hier heb ik geen goed gevoel bij. Waar zouden we nu zijn?”
“Dat, Andreia is de plaats waar alle slechte dingen bij mekaar liggen opgestapeld die de landheer zijn gebeurd, meer bepaald de slechte dingen die andere mensen hem hebben aangedaan.”
“Maar er ligt hier zoveel.”
“Ja, mensen kunnen wreed zijn voor mekaar. Kom, ik neem je mee naar een andere plaats waar ik daarnet was.”
“Graag, want hier krijg ik het koud.”
En samen tipteenden ze tussen de parafernalia van het geheugen naar een plaats die rijkelijk verlicht was.
“Oh, wat mooi!”
“Nergens aankomen hoor. Dit is de plaats waar de realisaties liggen die de man in zijn leven heeft gedaan, samen met de verdiensten en vooral de liefde die hij van zijn huisgenoten heeft gekregen.”
“Het is hier zo vredig, zo…”
“Ja, ik weet er ook niet iets zinnigs over te vertellen, het is hier gewoon… goed.”
“Kunnen we hier niet blijven of als dat niet kan een klein stukje meenemen?”
“Nee, Andreia, dat kan niet, maar dat hoeft ook niet, want dit alles zit nu voorgoed in jouw geheugen.”
“Dat is een plezierige gedachte.”
“Zo noemt men dat ook wel eens, ja.”