Koning Prots trilde als een espeblad dat in de verte de processierupsen zag komen aankruipen. Hij riep zijn bediende Donaat.
“Donaat, kom hier, er is een ramp gebeurd!”
Donaat ijlde zo snel zijn korte x-benen dat konden doen naar zijn heer.
“Heer! Wat is er gebeurd? U ziet zo bleek!”
“Zo bleek als wat, Donaat?” want de koning hield niet van onafgewerkte volzinnen.
“Als een versgesteven damasten tafelkleed dat drie keer op het bleekveld heeft gelegen..” ratelde Donaat.
“Ok, maar dat verandert niets aan de ramp, Donaat.”
De knecht keek rond maar zag niet direct een ramp.
“Zie je het dan niet, dommerik?”
“U bent zo alziend, heer…”
“Stop dat gevlei, er is een stuk uit mijn collectie weg.”
Donaat moest even slikken, want hij zag opeens waar het zijn vorst aan ontbrak. De grootste status was weg.
“Mijn collectie was compleet! Ik had alle statussen en notabene de grootste is weg, diegene waar ik het meeste aan verknocht was, foetsjie, verdwenen, gone…”
Koning Prots haalde even adem maar was daarna direct terug.
“Enzovoort.” voegde hij er nog droog aan toe. “En jij, stuk onbenul gaat die direct sofort subito onmiddellijk voor mij zoeken. Nu!”
Donaat startte een zoekactie en zette hiervoor het hele paleis op zijn kop. Na eerst alle meubels te hebben vastgeschroefd natuurlijk. En hij vond de status. Die door de kuisploeg domweg ergens opzij gezet was. De koning was blij als een kind. En de dag daarna riep hij Donaat bij zich.
“Omdat je dit zo snel hebt opgelost krijg je van mij een cadeau. Iets waar ik bij deze afstand van doe.
En Donaat kreeg de kleinste status. Voor het leven.