Het sprookje van de dag

Mag het efemeer zijn?

Knuffelen

De jaarlijkse bijeenkomst van de knuffelberen kende altijd een chaotisch begin. Het duurde wel twee uur voor het academisch moment kon beginnen. Dat kwam omdat de meeste beren niet konden stoppen met knuffelen en, uiteraard, de meesten hadden mekaar in geen jaar gezien dus er viel wel wat bij te kletsen.
“Mijne Beren!” galmde de stem van de Opperknuffelbeer door de zaal, “Het moment is gekomen om onze bijeenkomst officieel te openen.”
Op dat ogenblik was er een gniffel te horen in de zaal.
De beren die allen strak naar het podium stonden te kijken begonnen direct te roezemoezen.
“Stop dat roezemoezen! En per direct! We zijn knuffelberen en geen roezemoesberen!”
Nadat het stil was geworden, keek de Opperknuffelbeer de zaal in.
“We hebben een gniffelbeer onder ons! Waar is hij?”
Een beer ergens links achteraan stak zijn poot op.
“Ik ben de gniffelbeer, mijnheer…” zei hij aarzelend.
“En wat doet u tussen ons, knuffelberen?”
“Ach, ik dacht, gniffel en knuffel, dat ligt toch dicht bij mekaar, dus…”
“Is dat zo?” vroeg de Opperknuffelbeer dreigend. “Kan jij een knuffel geven?”
“Nee, mijnheer, want ik heb er geen meegebracht.”
Dat was eerlijk, en daar moesten de andere beren eens om gniffelen.
Zodat het die avond toch nog goed kwam.
Met veel knuffels en gniffels.

Vorig sprookje
Particulier gebruik van de teksten van "Het sprookje van de dag" mag mits bronvermelding. Commercieel gebruik is niet toegelaten.