“Weet u alstublieft waar deze weg naartoe gaat?” vroeg de vrouw beleefd aan de man die zijn voortuin aan het harken was.
“Nee, mevrouw, het spijt me.” Hij leunde op zijn hark en spuugde op de grond. Alsof hij onmiddellijk spijt had van zijn daad begon hij met de rug naar de vrouw driftig verder te harken.
De vrouw spitste haar lippen en ging terug naar de weg.
“Mijnheer weg, waar gaat u naartoe?”
“Oh!” zei de weg, “Zegt u maar. Ik had geen bestemming in gedachten.”
“Ik wil eigenlijk weg.”
“Dan ben ik uw dienaar mevrouw.”
En samen vertrokken ze.
Ze waren al een eind gevorderd toen de weg zei: “Mevrouw, we hebben iets gemeenschappelijk, heeft u dat nog niet gemerkt?”
“Nee…” zei de vrouw verbaasd. Het was haar ook nog niet opgevallen.
“Toen ik u ontmoette was ik weg. Maar nu zijn we samen onderweg.”
“Is dat erg? Of… minder goed?”
“Nee hoor, soms is samen onderweg zelfs beter dan gewoon weg.”
“Als u het zegt! U bent ervaringsdeskundige!”
Daar moest de weg eens hartelijk mee lachen.
Ervaringsdeskundige! Nee hoor, hij was gewoon weg.
En hij bleef weg.