Het is allemaal begonnen met één persoon die zich vestigde op een klein stuk grond.
En daar zijn ding deed, namelijk wonen en gelukkig zijn.
En daarna kwam er een tweede, die meteen de titel ‘buurman’ kreeg.
Kort daarna begroette de tweede bewoner de eerste als ‘buurvrouw’ en werd die term meteen gemeengoed.
Nu ja, gemeengoed is een woord dat je moeilijk kan kleven op op een gemeenschap van twee bewoners.
Maar toen kwam er een derde persoon die onverwacht en onverdacht ook een stuk grond ging bevolken op zijn eentje.
Heel even was het een situatie van twee tegen één, maar uiteindelijk is hier toch een mooi triootje van gekomen.
‘Buurtschap’ was de nieuwe term. En toen kwamen er meer. En meer. Tot de plaats vol zat. En er kwamen nog meer mensen. Men moest in de hoogte gaan bouwen. Want de grond was opgebruikt. En niet alleen het aantal bewoners multipliceerde, maar ook de gewoontes en de afspraken. Iedere minuut werden er nieuwe regels binnengereden.
En het bleef komen. Tot de gemeenschap vol zat. Want er kwamen nog steeds mensen bij. Maar de hemel was bereikt. Je kon nu enkel nog plaats gaan zoeken in de hel. Maar daar was nog plaats genoeg. We kunnen nog niet spreken van saturatie.
De multiplicatie gaat per vandaag nog voort.
Maar als we naar het begin kijken, dan zijn er toch wel wat verschillen.