Het sprookje van de dag

Mag het efemeer zijn?

De tuin van Jenny

Iedereen was al langs geweest in de tuin van Jenny, die ze breedhartig openstelde voor de ganse buurt.
Maar er was iets vreemd aan de hand.
“Heb je die zonnebloemen gezien bij Jenny? Zo mooi!”
“Neen, daar heb ik niks van gezien, ik heb haar rozen wel bewonderd. Die stonden er zo beeldig bij.”
“Ik heb een tuin gezien die vol stond met asters!” zei iemand anders.
Wat vreemd. Iedereen had de tuin gezien, maar tegelijk waren de indrukken anders.
Dan maar aan Jenny gevraagd.
“Dag Jenny, oh wat een schitterende begonia’s. Hoe krijg je die zo… zo bloeiend?”
“Ja, mooi hé! Hou je van begonia’s?”
“Ik vind het prachtige bloemen. Die en lavendel.”
“Daar heb ik ook nog een paar struiken van staan. Kijk daar!”
“Heerlijk, en… hum ze geuren echt naar de Provence.”
“Ja, de mensen van daar komen er soms wel wat stekken. Het schijnt een betere ondersoort te zijn.”
Terug bij de buren.
“En wat had ze nu in de tuin?”
“Ach, zowat alles, had ik de indruk. Maar het is ook zo’n grote tuin.”
“Ja, dat is het waarschijnlijk. Heb je je favoriete bloemen gezien?”
“Ja, die waren er overvloedig aanwezig.”
“Ja, de mijne ook.”
“En de mijne ook!”
“En die van mij ook…”

(Met dank aan Eugène Figuière, honderd jaar later)

Vorig sprookje
Particulier gebruik van de teksten van "Het sprookje van de dag" mag mits bronvermelding. Commercieel gebruik is niet toegelaten.