Zij stond aan onze deur zonder voorafgaande verwittiging.
Zomaar.
En zij wou binnen.
Omdat ze met ons ging meeleven.
We hebben het daar uitgebreid over gehad.
Met z’n allen.
Want dat is toch een verandering.
En tenslotte hebben we haar laten binnenkomen.
We hebben haar een kamer gegeven.
En voedsel.
En kleding.
Een warm nest.
Ze mocht deel uitmaken van onze familie.
Alles meemaken.
Overal bij zijn.
Eén volledig seizoen.
Toen hadden we genoeg van het medeleven.