Nelly trok de deur van de ijskast open en slaakte een hoge gil.
“Esther, waar is dat ei gebleven dat hier lag?”
“Ik heb dat opgegeten, want ik had honger.”
“Maar besef je wel welk ei dat was?”
“Jij gaat me dat nu vertellen.”
“Dat was wel het ei van de kip met de gouden eieren!”
“Het smaakte als een gewoon ei, als je het mij vraagt.”
“Het is toch niet te geloven! Wat moet ik nu doen?”
“Zal ik je een gouden raad geven?”
“En wat is die dan?”
“Leg er in het vervolg een papiertje bij. “Niet aankomen” of zoiets.”