Massa’s mensen spoedden zich door de straten.
Een passant die bijna werd omvergelopen hield er eentje tegen.
“Wat gebeurt er? Waar loopt iedereen naartoe?”
“Ik heb geen tijd, ik moet me haasten, maar naar het schijnt gaat er straks geluk worden uitgedeeld!”
“Geluk?”
“Ja, geluk man, dat ken je toch of niet soms? Iedereen wil er bij zijn. Sorry, ik moet voort.”
En weg was hij, mee in de stroom.
De passant bleef nadenkend achter.
En ging de andere kant op.
Voor een tweedehandswinkel bleef hij staan omdat hij binnen iets zag wat hij al zo lang wou.
Hij dacht dat hij het nooit meer zou gevonden hebben. Buiten de verkoopster was er niemand in de winkel.
“Kan ik dat even zien en wat kost het?” vroeg hij met trillende stem.
“Och, weet u wat, neemt u het toch gewoon mee, want ik heb het pas een uur geleden in de etalage gezet omdat ik dacht dat er een stormloop op zou komen, maar ik besef nu dat mensen daar niet meer naar op zoek zijn.”
“Echt waar? Heel erg bedankt, ik zocht dit allang.”
“Dan heeft u geluk! Zal ik het inpakken?”
“Graag. Want geluk, daar wil je toch mee uitpakken als je het hebt.”