“Heb jij nog iets leuk om te lezen?”
“Heb jij alles al gelezen?”
“Ja, en ik moet zelfs toegeven dat ik een paar stuks al twee keer heb gelezen uit verveling.”
“Wist je dat wanneer je sprookjes voor de tiende keer doorneemt, dat je dan andere zaken ontdekt.”
“Andere zaken?”
“Ja, het is alsof je moeiteloos tussen de regels kijkt.”
“Zou ik dat eens moeten doen, denk je?”
“Ik kan het alleen maar aanraden. Je moet het proberen.”
“Dat vind ik nu een prima advies, zie!”
“Daarvoor heb je een vriend nodig natuurlijk.”
“Fijn. Dan ga ik… maar wacht eens! Wist jij dat wanneer je een sprookje voor de honderdste keer leest, dat je dan een geheim vindt in de tekst? Gegarandeerd.”
“Voor de honderdste… Maar daar begint toch niemand aan!”
“Precies! En dat is de reden dat al die geheimen blijven liggen.”
“Maar wacht eens, jij wist zelfs niets af van ‘de tiende keer’.”
“Ah nee, ik ging altijd voor honderd.”
“Juist, ja…”
“Ga je er voor…?”
“Misschien moet ik het toch eens proberen.”
“Doen, gewoon doen. Ik ga me nu bezig houden met tien en jij oefent op honderd. Succes!”