Het was een beeldschone interviewster, maar wel een beetje zenuwachtig.
“Mag ik schrijven dat u als sprookjesschrijver nu op rozen zit?”
“Dat zou ik nooit doen, dat vind ik zonde van de bloemen.”
“Moet u nooit water bij de wijn doen, want ja…”
Ze tuurde op haar voorbereidingspapiertje, maar er kwam niets meer.
Ze keek terug naar mij, met ogen die smekend vroegen om…
Ik had geen papiertje dus had ik ook geen aanvulling. Dan maar een antwoord op de vraag.
“Ik drink geen wijn.”
“Hum…”
Het interview vlotte niet echt.
“Doe je dit al lang, die interviews afnemen bedoel ik?”
“Ik heb nog nooit een interview gedaan met een sprookjesschrijver.”
“Ik ook niet.”
We moesten er beiden even om lachen.
Even maar.
En toen keken we mekaar ernstig in de ogen.
En daarin zagen we het sprookje.
Bij mekaar.
Zo zijn we nog heel lang gebleven.
Bij mekaar.