Mijnheer Delorme was altijd al de rijkste man in onze buurt. Hij bezat kastelen, huizen, nee straten en kon geld uitgeven zoals geen ander.
Dat is de laatste jaren veranderd.
Stilaan zijn de eigendommen van mijnheer Delorme te koop gesteld. Stilaan en stilletjes.
Niemand die er iets van begreep.
Ik kon het niet langer aanzien dat een icoon van onze buurt aan het verworden was en ben dan maar eens gaan aanbellen op een namiddag.
“Dag mijnheer Delorme, mag ik binnenkomen?”
“Maar natuurlijk. U woont hier in de buurt geloof ik?”
“Net als u.”
En dat was dan de begroeting.
We installeerden ons binnen in de zetels die duidelijk een beter leven hadden gekend.
“Mijnheer Delorme, ik ga rechtuit zijn. Het gaat u niet goed.”
“Oh jawel, met mij gaat het goed.”
“Maar… uw eigendommen worden verkwanseld. Zo kennen we u niet.”
“Het komt allemaal door mijn ezel.”
“Uw ezel?”
“Ja… vroeger euh… produceerde hij geld.”
“Dat heb ik nooit geweten.”
“Dat zal wel niet, maar tegenwoordig is alles in euro’s.”
“Dat is zo, ja.”
“En dat… die munt bedoel ik, komt er niet uit.”
“Hij heeft zich niet aangepast.”
“Nee, het is en blijft een ezel.”