“Da’s lang geleden! Hoe lang hebben we mekaar niet gezien? Het lijkt wel eeuwen geleden.”
“Iets in die richting denk ik. Waar ben jij al die tijd mee bezig geweest?”
“Ik heb het verleden begraven.”
“Daar kan ik me iets bij voorstellen, maar toch. Lang mee bezig geweest?”
“Honderdenzes jaar, en ik heb daar vier spades op versleten, nee vijf om precies te zijn.”
“Een klus om u tegen te zeggen. Voltijds?”
“Geen tijd voor iets anders. Alleen maar dat. En jij?”
“Ik heb me goed geamuseerd al die tijd. Van hier naar daar, vanalles gezien, meegemaakt…”
“En het verleden? Hoe ben jij daar mee omgegaan?”
“Gewoon de rug toegekeerd. Simpel. En snel. Geen tijd aan verspild.”
“Aja…”