Het sprookje van de dag

Mag het efemeer zijn?

Merkwaardig

“Opa?”
“Ja, jongen.”
“De juffrouw heeft ons gevraagd om een merkwaardige gebeurtenis uit ons leven op te schrijven, een opstel eigenlijk.”
“En je vindt er direct geen?”
“Nee. Heb jij merkwaardige dingen meegemaakt, opa?”
Het jongetje keek omhoog naar opa die naast hem op de tuinbank zat en kneep zijn ogen een beetje dicht, want hoog achter opa stond de zon.
“Toen ik zo oud was als jij, twaalf jaar dus, had ik al drie merkwaardige dingen meegemaakt.” begon opa te vertellen.
Het jongetje legde zijn samengevouwen handen tussen zijn knieën en zijn gezicht straalde grote verwachting uit, zoals alleen kleine jongetjes dat kunnen.
“Het eerste wat ik meemaakte was in de winter, ik was toen negen, denk ik. Ik was te voet op weg naar school en het begon te sneeuwen. Ik hield mijn hand op om de vlokken te vangen en keek er naar. En tussen die kleine vlokjes lag er een echt grote sneeuwkristal, zoals je die wel eens uitvergroot ziet. Ik kneep mijn hand dicht en wou rennen om ze op school te tonen aan de makkers maar al lopende besefte ik dat de kristal natuurlijk allang gesmolten was. Dat was ook zo. Ik weet nog precies de plaats waar ik stond toen de kristal op mijn hand terecht kwam.”
“Dat heb ik nog nooit meegemaakt opa.”
Maar opa ging onverstoorbaar verder.
“Het tweede voorval gebeurde toen ik een jaar of elf was en ik fietste terug van de school. Ik was nogal iemand die alles in het oog hield onderweg, de mensen, de winkels, maar ook de straat, want ik wou toevallige glasscherven vermijden omdat ik maar één fiets had. En toen zag in de goot iets kleurig liggen dat bewoog. Ik remde, wat een fietser achter me aanspoorde tot een vloek “Kan je verd… niet uitkijken, snotjong!” maar ik was gefascineerd door mijn vondst. Het was een vlinder. Zoals ik er nog nooit één had gezien en nadien ook nooit meer. Hij was niet in orde, dat zag ik direct en hij scheen van heel ver te komen. Ik heb hem voorzichtig mee naar huis genomen, maar thuis bleek hij te zijn overleden.”
“Hij was dood dus…”
“Nee, voor mij was hij overleden. En de derde gebeurtenis speelde zich af in de tuin van mijn vader. Ik mocht daar graag spelen aan de rand van het aardappelveld. Het was hoogzomer en het zand was droog en rul. Ik bouwde daar kleine forten en wegen voor mijn soldaatjes. En toen zag ik het liggen. Een bolletje ter grootte van een flinke knikker. Iets zei me dat dit géén gewoon bolletje was. Ik richtte me op vanuit mijn gehurkte houding en bekeek het bolletje aandachtig. En toen gleed het uit mijn hand en viel in de aarde. Ik ging op mijn knieën zitten om het te zoeken maar hoe ik ook de aarde omwoelde, ik vond het niet meer. Ik heb daar nog lang over nagedacht achteraf.”
“Dat zijn mooie verhalen opa. Maar nu heb ik nog niets voor mijn opstel.”
“Kies er maar ééntje uit jongen, de juf weet dat toch niet.”
“En ga ik ook zo’n dingen meemaken, opa?”
“Natuurlijk jongen, maar je moet me één ding beloven.”
“Ja opa.”
“Niet op zoek gaan, het komt vanzelf. Vooral als je niet zoekt.”

Vorig sprookje
Particulier gebruik van de teksten van "Het sprookje van de dag" mag mits bronvermelding. Commercieel gebruik is niet toegelaten.