Het paleis dat vroeger heel vrolijk oogde, toonde nu al een tijd een sombere schaduw die grauw afglansde op de omgeving.
De vader van Hermelinde was ten einde raad.
“Kindje, ik wil dat alles wordt zoals vroeger.”
“Ja, pa.”
“Sorry meisje, met ‘Ja pa.’ komen we er niet.”
“Wat een ellende zeg!”
“Ja, ik weet het ook niet hoor. Dat kind is gewoon één doffe brok…”
“Ellende, dat zei ik al.”
“En dat moet eindigen als in een sprookje.”
“En als we nu eens een prins lieten opdraven die haar ten huwelijk vroeg. Zo’n man waarvan ze ‘s nachts al ijlend droomt.”
“Is dat niet een beetje goedkoop? Ik vind het idee alleszins belachelijk.”
“Zij misschien ook. Dan zijn we er toch uit.”
“Ja, het is waar, maar toch…”
“Maar toch!”