Het sprookje van de dag

Mag het efemeer zijn?

De keldermensen

Donaat werd geroepen bij mijnheer Beausiart. Mijnheer Beausiart is de eigenaar van een uitgestrekt domein met daarop een immens gebouw met vele kamers. Geen kasteel, eerder een groot landgoed. Hij staat in de streek bekend als een rijk iemand, maar met een nogal excentriek gedrag. De lokale bevolking heeft het niet met hem, maar daar heeft hij lak aan. Autolak, want Beausiart heeft een exquise collectie oldtimers zoals er in de wereld geen tweede bestaat. Maar dat weet niemand, zelfs Donaat niet, want die wordt alleen geroepen als mijnheer het weer even niet weet. Zoals nu. En dan mag hij binnenkomen in één van de vele bijgebouwtjes die sober gemeubeld zijn. Een kast, twee eenvoudige stoelen, dat is het. En daar zit Donaat nu. Op een van die twee stoelen dus. Mijnheer Beausiart beent over en weer door de kamer.
“Ik heb keldermensen.” zegt hij zonder inleiding. Donaat kijkt zuinig. Bij deze man kan je je aan alles verwachten.
“Keldermensen?”
“Ja, en ik zou willen dat je eens met hen gaat praten, want ik krijg geen toegang.”
“Tot die mensen of tot de kelder?”
“Beiden.” is het korte antwoord.
Dus stapt Donaat diezelfde avond nog naar de kelder. En hij ziet al van bovenaan de trap dat er een kleine drom mensen beneden staat. Grijze onpersoonlijkheden met veel wit in de ogen. “Kan ik iemand van u spreken alstublieft?”
Uit het drommetje drumt een man zich naar voor. “Ja, mijnheer.”
Wordt vervolgd.

Vorig sprookje
Particulier gebruik van de teksten van "Het sprookje van de dag" mag mits bronvermelding. Commercieel gebruik is niet toegelaten.