“Waarom heb je die relatie met dat prachtige meisje nu afgebroken? Als ik jullie samen zag, kreeg ik altijd een brok in de keel van ontroering!”
“Dat wist ik zelfs niet. Dat heb je nooit gezegd.”
“Nee natuurlijk wist je dat niet, maar ik had het wel.”
“Tja…”
“En is er niks meer te lijmen? Dit laat toch een leegte na.”
“Dat is wel zo, en erger dan ik dacht, ik geef het eerlijk toe.”
“Jij hebt speciaal voor haar eens een schitterend stuk poëzie geschreven, je hebt het me nog laten lezen.”
“Ja…”
“Die paar regels daarin over die bomen en die rozen, daar krijg ik nu nog rillingen van als ik er aan denk.”
“Ja…”
“Maar als het je zo bezwaart, doe er dan iets aan! Maak het terug in orde. Je kan toch niet blijven leven met die leegte. Je creëert op die manier een gat in je leven dat altijd maar groter wordt.”
“Dat heb ik opgelost.”
“Hoezo?”
“Ik heb het gedicht. Alles is terug compleet.”