De tafel in de ruime troonzaal van het kasteel zag er rijkelijk uit. Er stonden boeketten om de drie couverts, het zilver en het kristal glansden in het licht van de kroonluchters. De gasten waren ongemeen vrolijk en het gelach was niet uit de lucht. De bedienden stonden stijf als een stapeltje harken. Het was zo’n feestje zoals er regelmatig een in het kasteel werd gehouden. Vergelijkbare lijst gasten, en vergelijkbaar verloop. Enkele harken stonden al te geeuwen alhoewel het protocol dat niet toeliet.
Toen werd er aan de poort gebeld.
De hofmeester spoedde zich naar de deur en opende het luikje.
“Hallooooo…! Ik ben jonkvrouw Schunnig. Ben ik te laat?”
De hofmeester knipperde even met het rechteroog, maar dat zag ze natuurlijk niet door het luikje.
“Ik zal even op de gastenlijst kijken, mevrouw.”
De gastenlijst bracht geen soelaas, maar er stond wel een verwachte aanwezige op, aangeduid als ‘mevrouw S.’’
“Komt u toch binnen mevrouw.” zei de hofmeester plichtmatig.
Een giechelende deerne wurmde zich door de halfopen poort en spoedde zich naar de feestzaal. “Ik vind het wel!” was haar entree.
Toen het feest officieel allang was geëindigd en de harken uitgeteld onder de wol lagen, was het nog volop ambiance in de troonzaal.
“Jonkvrouw Schunnig, (uitgesproken als ‘Sjunieg’) vertelt u nog een verhaal astublief!”
Het werd laat. Correctie, vroeg. Want iedereen op het feest vroeg. Naar meer.