“Heb je nu gelezen hoe dat sprookje geëindigd is over ons gisteren?” vroeg de prins aan zijn gemalin.
“Nee, want ik was met de was bezig.”
“Er stond op het einde: wordt vervolgd.”
“En vat bevekent vat?” zei de prinses die multitaskend een paar wasspelden in haar mond had zitten.
“Dat wij verdorie deel zijn van een ‘feuilleton’ en dat wil ik niet.”
“En waarom niet?” vroeg de prinses die intussen wasspeldenvrij rondliep.
“Wat is dat nu, een flutfeuilleton! Dat wil ik niet! Straks voeren ze ons nog op in een soap.”
“Soap? Dat heeft met zeep te maken dan?”
“Dat kan ja, waarom vraag je dat?”
“Omdat, mijn lieve jongen, ik nu alles heb gewassen wat er gewassen moest worden behalve één stukje textiel, en daar ga ik nu samen mee in bad.”
“Een washandje?”
“Nee, jij, zeurkous. Kom maar mee.”