“Weet je wie ik een schat vind?”
“Nee?”
“Het meisje uit het sprookje van de drie erwtjes.”
“Heb je dat al eens grondig gelezen, dat sprookje, ik bedoel GRONDIG.”
“Ik heb het al tig keer gelezen en telkens opnieuw krijg ik tranen in mijn ogen als dat meisje op het toneel verschijnt.”
“Maar enfin! Zij speelt uiteindelijk een slechte rol.”
“Dat heb ik nergens gelezen.”
“Maar zij is toch diegene die er voor zorgt dat iedereen in het verderf wordt gestort.”
“Maar dat is niet waar! Zij zorgt er juist voor dat het allemaal tot een goed einde komt.”
“Al van bij het begin wordt het duidelijk dat zij een dubbelrol heeft, en daar draait het ganse verhaal rond.”
“Zeg maar wacht eens… verwar jij niet met de drie hertjes.”
“Dat zei je toch, het sprookje van de drie hertjes.”
“Nee, de drie erwtjes, dat zei ik.”
“Ha! Maar dat meisje vind ik ook… ja, zeer aantrekkelijk.”
“Hola! Ik had haar eerst gezien. Sorry!”