“Geeeeeeeeeeuw!” deed de prinses.
En tegelijk snoof ze rond in de kamer. “Wat een vieze geur!”
De hofdame kwam na een lichte klop de deur binnen.
“Heeft u goed geslapen, prinses?”
“Ja, dat wel, maar hier hangt hier een geur in de kamer die ik niet lekker vind.”
“Ach, ik breng wat frisse lucht binnen.”
En met een breed gebaar zwaaide ze de vleugels van de ramen open.
De buitenlucht rukte op en vulde de kamer.
“Ha, heerlijk,” verzuchtte de prinses, “nogal wat beter dan de lucht die ik hier ‘s morgens waarneem.”
En ze begon zich te toiletteren.
De dag verliep voorspoedig en de prinses had het zeer naar haar zin.
Toen de avond kwam liep ze rond in haar slaapkamer, schudde haar bed eens op en richtte haar neus de lucht in.
“Die vieze geur is weer op komst, ik voel het.”
“Ach nee,” zei de hofdame, “U verbeeldt zich dat maar. Kom hier , dat ik u eens goed onderstop.”
Een beetje mokkend liet de prinses zich indekken.
Ze kon moeilijk de slaap vatten maar uiteindelijk belandde ze toch in dromenland.
En in dat land liep ze de ganse nacht rond, de neus in de lucht, beducht op vieze geuren.
De volgende ochtend stond ze doodmoe op.
“Dit moet gedaan zijn!” besloot ze.
En toen de hofdame de kamer betrad zat de prinses al klaar in vol ornaat.
“Wat is hier aan de hand? Iedere keer als ik wakker word ruik ik een vieze substantie. Wat bekokstoven jullie zonder mijn medeweten?”
De hofdame keek heel schuldig.
“Kijk prinses, met die erwt had u een probleem, dus hebben we daar soep van gemaakt. Dat slaapt zachter. Maar aan de andere kant, soep maken gaat niet onopgemerkt voorbij. Het was kiezen of delen.”
“Wat een snertuitleg!” kookte de prinses.
“U vat dat goed samen.” besloot de hofdame.