Ridder Atrem stond te briesen tegen zijn schildknaap in de living van het kasteel.
“Wat denkt die man wel? Lees die brief nog eens voor dan kan iedereen die dit leest volgen, en vooral, begrijpen waarom ik zo woest ben.”
“Geachte heer, bij deze…”
“Sla de plichtplegingen maar over, Perceval, want zoals Richard Leeuwenhart ooit zei: “Come to the point”. Zo zei hij dat.”
“Blablabla, reutekenteut, reutekenteut… Ha, hier! Wij bevelen u om de achterstallige schulden per direct te betalen.”
“Kijk, dat vind ik al zo aanmatigend… We hebben geen achterstallen. Onze stallen zijn hier, vlakbij het kasteel.”
“U heeft gelijk, heer. Maar wat doen we met de zinsnede: Er zijn tot hiertoe geen inspanningen gebeurd.”
“Wablief? Alle paarden worden hier hoogst persoonlijk ingespannen. Ah zo, er zijn geen inspanningen gebeurd, meerdere keren per week zelfs.”
“Ergens lees ik dat u in beroep kan gaan, desgewenst.”
“Een ridder die in beroep gaat! Dat is pas een belediging. Alsof het ridderzijn geen beroep is. Moet ik soms een kleermaker worden of zo? Een ridder heeft geen beroep, maar een roeping, dat is vele malen hoger!”
“En toch maak ik me zorgen over de passage die gaat over een ‘uiterste betaaldag’. Ik vind dat toch, hoe zal ik het zeggen, alarmerend.”
“Wat voor een pruik is die man eigenlijk die me dit schrijven richtte? Je kan toch tenminste fatsoenlijk leren om een brief te schrijven als je een ridder aanspreekt. ‘Uiterlijke datum’… Wat is er mis met ‘Ruiterlijke datum’?”
“Niets heer, voor zover ik weet tenminste.”
“Kan die man niet schrijven of wat?”
“Hij eindigt wel dreigend…”
“Wat komt er nog meer?”
“Hij eindigt met: Als u geen gevolg geeft…”
“Als u geen gevolg heeft! Ik heb meer gevolg dan wie dan ook! Schrijf hem maar terug dat hij wordt uitgedaagd voor een steekspel.”
“Mag ik daar om zijnentwille ‘juridisch steekspel’ van maken?”
“Mij goed. En hou maar al wat steekpenningen bij de hand. We gaan eens zien wie hier het gelach betaalt. “