“Oma?”
“Ja jongen.”
“Heb jij mijn nieuwjaarsbrieven nog?”
“Natuurlijk jongen. Ik heb ze in een kaftje gestoken.”
“En lees je die af en toe nog wel eens?”
“Ja, ze gelden voor het komende jaar, maar als dat jaar voorbij is…”
“En komt het dan uit wat ik er in schrijf?”
“Tot hiertoe wel, jongen.”
“Ben je daar blij om?”
“Maar mijn lieve jongen toch, het is toch altijd plezierig om de beste wensen te krijgen.”
“In de school zeggen ze dat we volgend jaar geen nieuwjaarsbrieven meer gaan schrijven.”
“Oh, ben jij al zo oud?”
“Ik ben niet oud, oma.”
“Neen, dat is juist. En ach, wat is oud.”
“Vind je dat erg, oma, dat ik volgend jaar geen brief meer ga voorlezen?”
“Wat vind je zelf?”
“Ik denk dat ik er toch nog maar één schrijf. Ik vond dat wel plezierig.”
“Ja, dat heeft wel iets, dat is zo.”
“Oma, zou jij eens graag op internet staan?”
“Op internet jongen, daar ken ik niks van hoor.”
“Dan regel ik dat wel. Mijn oma op internet, daar ga ik eens mee uitpakken. Cool!”
“Als jij het zegt, jongen…”