Willem de kater stond op uit de schommelstoel en ging naar de voordeur, nog een beetje versuft, want hij was ingedut.
Er stond niemand.
“Hieeeeeer!” zei een fijn stemmetje.
Willem keek naar beneden en daar stond een muisje, met een wit schortje voor en het typische ronde hoofddeksel van keukenmeiden uit de viktoriaanse periode.
“Waarom klopt u bij me aan?” vroeg Willem nog steeds suf.
“U zocht toch een huishoudster. Wel, hier ben ik.”
Willem werd opeens klaarwakker. Ja da’s waar, hij had een advertentie geplaatst omdat hij, alleenwonend, iemand zocht om de boel wat op orde te brengen.
Maar dit was wel een muis. Willem likte eens met zijn tong langs zijn kattenlippen.
“Waarom doet u dat?” vroeg de muis ad rem.
“Zomaar, dat doe ik nog wel eens.” antwoordde Willem betrapt.
“Hoe is jou naam, muis, of zeg ik gewoon ‘muis’ als ik jou aanspreek.”
“Ik ben Amelie, en ik heb al in veel huishoudens gediend. Ik kan u wel wat geloofsbrieven bezorgen.”
Maar dat hoefde niet. Amelie zag er betrouwbaar uit en dus nam Willem haar in dienst.
En het moet gezegd, Amelie kon de zaak wel aan kant brengen. Zij rende de ganse dag over en weer, kookte voor Willem en zorgde dat er nergens een stofje te zien was.
Willem was content, meer dan.
Op een dag kwam hij in de keuken terwijl Amelie net bezig was om met een handdoek een bord af te drogen, een hele klus, want Amelie stond in het midden van het bord stevig te wrijven om het bord te laten blinken.
“Amelie, ik denk dat wij twee goed bezig zijn.”
Amelie keek op, niet verbaasd maar wel nieuwsgierig.
“Als je het niet erg vindt, zou ik je in het vervolg ‘poes’ willen noemen.”
“Ok, mijnheer, maar zijn daar consequenties aan?”
Willem rekte zich eens goed uit.
“Als je maar gewoon blijft doen, dan blijft dit wel duren, als je maar niet gaat liggen katten.”
Het duurde negen levens lang.