Het sprookje van de dag

Mag het efemeer zijn?

Zweden

Ergens in Zweden, maar de naam van de plaats is me ontschoten. Ik zat daar een boterham op te eten op een plantsoentje, waar oude mensen de immobiliteit koppelen aan minzaamheid en een goede observatie van de omgeving.
Een versleten mannetje op een groene bank, mét gabardine regenjas en de gerimpelde knuist rond de knop van een minstens even oude wandelstok. De knuist staat op hoofdhoogte, zoals dat wel eens gaat bij oude heertjes met wandelstokken op plantsoenbanken.
Een meisje die met haar popje staat te praten en die berispend toespreekt: “Je moet wel braaf zijn, want anders gaan we straks niet naar de bioscoop.”
En ik die het tafereel gadesla, terwijl ik mijn boterham kauw. Zachtjes kauw, want ik wil niets missen van de op komst zijnde conversatie.
Ik ben hier toevallig verzeild, omdat ik nog een mantel moest teruggeven aan, maar… ssst, het gesprek is begonnen.
“Meisje, wat heb jij een leuk popje, is het je lievelingspopje?”
“Dat zou kunnen mijnheer.”
“Toen ik zo klein was als jij had ik een grote beer.”
“Dé grote beer?”
“Nee, je bedoelt de sterren, denk ik, maar mijn beer was… groter, wel anderhalf keer zo groot als ikzelf toen was.”
“Was die beer altijd bij u?”
“Ja hoor, die beer ging zelfs mee in bad, maar dat vond mijn mama niet zo leuk, want er zat stro in, en dan moest hij wel vijf dagen drogen.”
“Mijn popje heet Lillith.”
“Mijn beer had een berennaam: Alfred.”
“Zo heet mijn broer.”
“Kijk eens aan, wat een toeval. En mag ik jouw naam ook weten?”
“Lyvvernieth, mijnheer.”
“Oh… Oei, is het al zo laat, ik moet nu weg, want het eten is opgediend, denk ik, dag meisje.”
“Dag mijnheer met de beer.”
Het was nog geen winter in Zweden, maar het rijmde al wel.

Vorig sprookje
Particulier gebruik van de teksten van "Het sprookje van de dag" mag mits bronvermelding. Commercieel gebruik is niet toegelaten.