“Ken jij de scheidslijn tussen…”
“De dunne grens?”
“Ja!”
“Die ken ik, ja.”
“Maar weet je ook waar ze ligt?”
“Nee, nooit geweest.”
“Zal ik je meenemen daar naartoe?”
“Is het gevaarlijk?”
“Dat kun je wel zeggen, ja.”
“We gaan er voor.”
…….
“Hier is dus de lijn.”
“Kan ik erover stappen?”
“Je kan dat, maar ik waarschuw je.”
“Ach, een mens moet soms een grens voorbij. Ik doe het… nu!”
“Je bent nu een grens overgestoken, besef je dat?”
“Wat zeg je, ik hoor je niet meer.”
“Dat je een grens bent overge… ja, je hoort me toch niet.”
“Hoe kan ik nu terug?”
“Dat gaat niet meer , je loopt nu een risico.”
“Hé, ik hoor je niet, maar ik wil wel terug, je neemt toch geen loopje met me?”
“Ik doe een stap terug, maar jij zit in een loop, ik doe een stap terug, maar jij zit in een loop ik doe een stap terug, maar jij zit in een loop, ik doe een stap terug, maar jij zit in een loop, ik doe een stap terug, (enzovoort)