Ik neem u even mee.
Ah, u bent al mee! Ziet u dat grote land onder ons? En ziet u ook die stad? Daar gaan we naartoe.
En nu we boven de stad zijn gaan we naar die wijk daar. Nee, niet die, die daar, met al die rijtjeshuizen. Ja, goed, volgt u maar.
En nu gaan we naar die straat daar, ja die. En we dalen nog af tot aan het eerste huis op de hoek, met die groene luikjes. Juist, dat huis, daar moeten we zijn.
We gaan het huis nu binnen. Nee, geen schrik hebben, de mensen hier kennen me. We gaan nu de trap op naar de zolder.
Houdt u even het luik vast, dan steek ik alvast het licht aan. Zo, nu zien we tenminste meer.
Kan je me even helpen om deze dozen opzij te zetten, want ik wil, jaaaaa, het zijn zware dozen, ik weet. Voila, dit is de koffer die ik zocht.
Hij is op slot, ik weet het, maar ik heb de sleutel bij me.
Kan je de lamp even naar hier richten? Dank je, ik heb zo gevonden wat ik zoek hoor. Hier zie, hier heb ik het.
Zie je dat? Dat is de kroontjespen waarmee mijn betovergrootmoeder haar eerste sprookje schreef. Voor de kleinkinderen was dat toen.
De pen is nogal versleten, want ze heeft er ongeveer duizend sprookjes mee geschreven.
Wanneer ze dat deed? Vooral ‘s nachts.
Och kijk, ons familiewapen. Fffffff…. het zit nogal onder het stof. Waarom moet je nu lachen? Wat, kookgerei? Dat is wel een echt heraldiek kunststukje!
De naam die er onder staat? Dat is de naam van onze familie natuurlijk.
Pan.