De man zat met een brede glimlach rond te kijken op zijn stoel aan de andere kant van het bureau van de burgemeester van Sprookjesstad. Die, aan zijn kant, zat met gefronste wenkbrauwen te lezen in een dik foliant. En die frons werd dieper per regel die hij las. Het was dan ook niet niks:
“Per heden zijn de burgers van Sprookjesstad verplicht door de Commissie voor Eensgezindheid om zich te houden aan de volgende afspraken, als daar zijn, de uniformiteit van handelen, zijn en doen. Hiermede wordt verstaan dat, ten eerste, alle burgers die een functie vervullen als sprookjesfiguur, aan de juiste afmetingen moeten voldoen. Zo mag een heks geen neus of bochel hebben met een kromming van minder dan 180°. De puist op de neus moet minstens de grootte hebben van een erwt en als kleur zwart hebben, kleurcode AH 1940. Een kabouter mag ten hoogste de lengte hebben van een toverstaf, die op zijn beurt dan weer niet langer mag zijn dan een vierde van een el. Ten tweede: wie een vloek of toverspreuk wil uitspreken moet deze eerst laten homologeren bij de Commissie. Teksten die buiten het gewone formaat vallen, zullen worden geweerd. Ten derde, wie in het bezit is van een sprookjeskasteel moet dat gedurende een aantal dagen per jaar ter beschikking stellen van de Commissie. Deze zal die dagen naar goeddunken op voorhand meedelen of plots ten tonele verschijnen bij wijze van blitz-controle. Ten vierde…” En zo ging dat pagina na pagina maar door.
De man met de brede glimlach boog zich voorover, nam zonder het te vragen een sigaar uit de doos op het bureau en wou ze opsteken. “Dat zou ik maar niet doen,” zei de burgervader zachtjes zonder op te kijken van het nieuwe reglement, “Dat zijn klapsigaren.” Licht verstoord legde de man de sigaar terug. Maar daar was weer die brede glimlach. “We hebben hier jaren aan gewerkt en nu is het eindelijk af. Goed hé! Ja, uniformiteit, da’s de toekomst. Zodra u dit kleinood getekend heeft, is het in voege. Heeft u iets om te schrijven? Bijna vergeten om mezelf voor te stellen. Ik ben Norman, maar de vrienden van de Commissie noemen me ‘de Norm’. Spreekt u mij maar gerust aan met Norm, hoor.”
De burgemeester keek nog steeds niet op, maar zijn hersenen schoten vonken. Dit was niet goed voor Sprookjesstad. Was er dan geen oplossing om dit document tegen te houden? Het leek wel hopeloos.
Hij vloekte zachtjes binnensmonds en terstond was de Norm verdwenen om nooit meer terug te keren.
“Ik vloek tenslotte niet met mijn eigen principes.” zei de achtergeblevene terwijl hij opstond en fier naar buiten wandelde.