Omdat de zon ongenadig scheen zat ik onder een parasol te lezen op het gazon, een glas ijsgekoelde drank binnen handbereik. Terwijl ik even mijn boek sloot en mijn gedachten liet soezen in een toch wel heerlijke zomerse dag, hoorde ik van rechts een duidelijk “Hey, psst!” Ik besloot het te negeren en wou net terug beginnen lezen toen ik mijn buurman duidelijk zag zwaaien over de heg. “Ik moet je wat laten zien!” fluisterde hij geheimzinnig, maar toch luid genoeg dat ik mijn concentratie van mijn boek al volledig kwijt was. Zonder op te staan repliceerde ik: “Is het belangrijk, is het dringend, kan het niet wachten?” “Nee, nee, nee!” drong de buurman aan, “Je mag dit echt niet missen.” Ik blies gelaten de lucht uit mijn longen, verliet mijn gezellige plekje en ging in een trage pas tot bij de buurman. “Wat is er nu, wat heb je te laten zien?” “Mijn beste man (ik voelde me niet echt aangesproken), onlangs ben ik in het bezit gekomen van een paar onzichtbare zaken. En die wou ik je tonen, nu ja tonen, ik zal ze aanwijzen en dan moet jij maar eens voelen.” Ik geeuwde luidruchtig. De buurman negeerde de hint en leidde me tot aan een plek in het gazon. Ik zag niets, maar toen hij onverhoeds mijn hand greep en die leidde, voelde ik inderdaad iets. Maar er was niets. “Dit,” zei hij, “is een hondehok van… euh, dat moet ik opzoeken.” Inderdaad voelde ik iets houtachtigs. “Kom, ik neem je mee naar het volgende. Voorzichtig, blijf achter mij, want anders loop je gegarandeerd ergens tegen aan. Ziezo, voel dit eens.” Ik stak mijn hand uit en voelde iets zachts. “Dat, mijn beste, is een muur van het peperkoekenhuisje. “Maar hoe zie jij dat allemaal?” “Tja, ik ben de eigenaar nu, en dan kan ik dat zien, zo gaat dat met die dingen. Maar ik heb één probleem.” “En dat is…” “Wel, ik heb een venster die op zich staat, maar ik weet niet wat ik er mee aan moet.” “Je zou je ze kunnen openen en er binnenstappen!” “Ja, maar ik weet niet goed waar ik dan uitkom. Wil jij even blijven staan kijken, dan ga ik er in.” Voor mij allemaal ok, dus de buurman ging voor ‘iets’ staan, deed alsof hij een venster opendeed en stapte omzichtig naar binnen. En toen hij dat had gedaan was hij weg. En bleef weg. “Buurman? Hallo, buurman, waar ben je?” Maar ik stond blijkbaar maar tegen mezelf te praten. Er was geen buurman meer te zien. Na een tijd wachten keerde ik terug naar mijn leesstoel en net toen ik me liet zakken, viel mijn nikkel. De buurman, de stomkop, had een tijdvenster gekocht, dus die was wel voor even weg. Die gedachte vervulde me onmiddellijk met een zalig gevoel. Wat kon mijn buurman zich toch nuttige zaken aanschaffen!
Vorig sprookje