Van de meeste leerlingen in mijn klas herinner ik me de naam niet meer, en als ik ze op straat zou tegenkomen zou ik ze zelfs bij gezicht niet meer herkennen. Dat is ook de reden dat ik, naar mijn aanvoelen, nooit meer een klasgenoot heb gezien nadat ik, af van school, het beroepsleven ben ingestapt zonder omkijken. Maar Willy, die zou ik uit duizenden kunnen plukken. Want Willy was een bijzondere jongen, dat dachten wij toen allemaal. Hij was niet wat je noemde opvallend, nee, eerder een grijze muis, maar een gebeurtenis in dat schooljaar heeft de kijk van de klas op Willy grondig veranderd, daar ben ik zeker van. Willy was die dag te laat op school gearriveerd en werd daar door de leraar Frans die het eerste uur vulde, streng op aangesproken. Nochtans konden we niet zeggen dat Willy recidivistische trekjes vertoonde, want voordien was hij altijd stipt, op het maniakale af. Precies omdat de leraar hem daarover zo hard aanpakte, was hij diep in zijn hart zwaar beledigd, maar dat wisten we toen nog niet. Op de speelplaats stond hij wat doelloos rond te drentelen en ik stapte op hem af, want ook al was Willy niet mijn beste vriend, ik zag dat hij aan het koken was, en wij herkenden dat toen niet als een typische jongensactiviteit. “Heb je straf gekregen?” vroeg ik vrij direct, want zo ging dat toen. “Ja!” reageerde Willy, “Maar de andere straf zal niet lang op zich laten wachten.” “Heb je dan nog straf gekregen?” vroeg ik verwonderd. “Je zal het wel zien.” zei Willy kortaf en hij draaide zich om, conversatie wat hem betrof voorbij. Drie dagen later kwam onze leraar Frans niet opdagen en de directeur kwam met vochtige ogen voor de klas vertellen dat de echtgenote van mijnheer Diercksens, de leraar Frans dus, schielijk was overleden. We moesten ons maar nuttig bezig houden. Mijn blik kruiste toevallig die van Willy en hij keek me aan met een blik die triomf verried. “Had ik het niet gezegd?” stond er in die blik te lezen. En ik begreep. Het was een warme zomerdag, maar op mijn armen zag ik kippenvlees. Er is nog vanalles gebeurd op school, waarbij ik telkens aan Willy moest denken. En jaren later, vele jaren later, las ik dat een hoge pief van een niet onbelangrijk bedrijf van de aardbol was verdwenen, en wie kruiste toevallig de weg van zijn te troosten eega. Juist! Willy. Mijn vroegere klasgenoot is nu beheerder van een enorm concern en staat in de picture van de economie als geen ander. En Willy glorieert op de voorpagina van talloze vakbladen. Maar de touwtjes, Willy, die heb ik in handen, ik zeg het maar. Want de dood van de vrouw van Diercksens, daar ben ik verantwoordelijk voor. En voor vele andere gebeurtenissen op school ook. Om een klasgenoot te helpen. Die zijn dromen waar wou maken. Maar als ik vind dat het sprookje lang genoeg geduurd heeft, grijp ik in. Ja Willy, ik moet je bekennen, ik bepaal je leven, ook al besef je dat niet. Dus als we vrienden willen blijven…
Vorig sprookje