“Kan ik met jou een geheim delen?”
“Hoe groot is dat geheim?”
“Zo groot ongeveer.”
“Da’s groot. Dat kunnen wij niet samen delen, echt niet.”
“En nu, moet ik dat geheim alleen bewaren en meenemen in mijn graf, er nog van uitgaand dat ik zo’n groot graf zal hebben?”
“Je wordt misschien gecremeerd, later, dan gaat dat geheim in rook op.”
“Ja… maar da’s later, we zijn nu. Wat doen we?”
“Zullen we het met drie delen, dan is het al wat meer draaglijk.”
“Met z’n drieën? Ik kan zo direct niemand bedenken aan wie ik een geheim kan meegeven.”
“Hoezo, Isabel dan? Die heeft toch zelf geen geheimen.”
“Dat is juist. Maar waarom heeft ze geen geheimen? Omdat ze dat niet wil.”
“Ook waar. Jeroen dan, die doet altijd geheimzinnig. Wat denk je daar van?”
“Nee, Jeroen kan geen geheim bewaren. Dat weet ik gewoon.”
“Pfff…. “
“Ja, ik weet het, we hebben een probleem.”
“Wacht, we hebben hier een geheim, geen probleem, laat ons de zaken niet verwarren.”
“Je hebt gelijk. Wat doen we dan?”
“En als we het geheim eens openbaar maken?”
“Gaan we dan niet voorbij aan de bedoeling? Ik wil maar zeggen, een geheim is toch…”
“Weet je wat, we gaan dit gewoon geheim houden. Dat lijkt me het beste.”
“Volledig akkoord, mag ik je woord hierop?”
“Wat? Welk woord? Wat bedoel je eigenlijk? Ik heb geen woord gegeven.”
“Ook goed hoor, geen woord hierover.”