“Frank, ik, kan toch gerust zijn, je neemt het van me over terwijl ik weg ben.”
“Natuurlijk amigo, aan wie anders zou je de business moeten overlaten dan aan je goede vriend Frank.”
“Jaja, ik ben er niet helemaal gerust in, maar ik vond direct niemand anders.”
“Dus ik ben tweede keus?”
(Snel) “Neenee, Frank, je bent mijn ware keuze om het sprookje aan over te laten. Tenslotte kom je uit het veld.”
“Ik kom uit het bos, om precies te zijn.”
“Dat-dat bedoel ik dus Frank. Even kijken, heb ik alles bij? Dat, dit, dit, dat, ja, ik heb alles bij, denk ik.”
“Onzekerheid is je middlename, denk IK.”
“Frank, maak me nu niet nerveuzer, ik laat het sprookje niet graag achter, dat moet je begrijpen. En alstublieft, als ik terug ben, wil ik graag dat mijn secretaresse er ook nog is.”
“Zeg, ik heb wel een betere smaak, wat dacht je wel?”
“Dat wil je niet weten Frank, wat ik denk. Misschien moet ik toch nog een paar extra sokken meenemen. Niet bewegen, ik ben zo terug.”
“Haast je niet, ik loop niet weg.”
……..
“Voila, ik ben klaar, ik ga vertrekken, overal plakken briefjes om je te…”
“Dad hev je al gezegd.”
“Ja, ik moet nu echt door, wat ben jij aan het eten?”
“Een wowteldje…”
Ik trek de deur haastig achter me dicht en spurt naar de bus die me naar het vliegveld zal brengen. Onderweg daar naartoe schieten me twee gedachten door het hoofd. Ik heb nooit worteltjes in huis en ik ben vergeten om afscheid te nemen van mijn dierbare goudvis.