In het kleinste huis van Pilardon-sur-mer woonde het kleine-meisje-met-de-neusdruppels-dat-altijd-nieuwsgierig-was-en-met-bloemen-kon-spreken, maar laat het ons niet te ingewikkeld maken. Het meisje was vooral nieuwsgierig en ze had wel eens gezien dat aan het einde van het dorp de wereld afgeplakt was met gazetten. Waarom zou dat toch zijn, vroeg het kleine meisje zich af. En op een dag, een zaterdag als u wil weten welke dag dat was, trok ze op speurtocht. Ze had een piepklein schaartje meegenomen om een stukje uit de kranten te kunnen knippen zodat ze kon zien wat daar achter lag. Eens aangekomen aan de Grote Grens, trok ze heel moedig het schaartje uit de zak van haar kleedje en net toen ze wou beginnen knippen, bulderde een stem: “Stop!” Die stem en dat bevel hoorden toe aan de arm der wet. U moet zich daarbij een arm voorstellen die op zijn vingers over straat tippelt en de wet euh… voorstelt. “Wat doe ik fout mijnheer?” vroeg het kleine meisje, want ze herkende de arm wel. “U tornt aan het openbaar domein.” “En wat is ‘tornen’?” vroeg het meisje beleefd. “Dat is, dat is… dat weet ik niet direct, maar het is wel strafbaar.” “Dus knippen is niet strafbaar?” vroeg het meisje onschuldig. “Knippen? Even kijken, nee knippen staat als dusdanig en conform zichzelf conferatur niet in de wet vermeld. Knippen mag, want knippen wordt zelfs aangeraden, de haren, de vinger- en teennagels, ook teksten want dat staat allemaal onder de wettekst ‘Less is more’, denk ik.” En de arm keek intellectueel gespierd, zoals alleen armen dat kunnen, naar het meisje. En het meisje mocht knippen, en ontdekte wat er achter de kranten schuil ging. Zo zie je, een achterpoortje in de wet, daar scharen we ons toch allemaal graag achter.
Vorig sprookje