“Dus u heeft geen behoefte aan…”
“Nee.”
“En familie?”
“Ook niet, nooit gehad trouwens.”
“Onroerend?”
“Wat moet ik ontroerend vinden?”
“Neenee ik bedoel heeft u woningen of zo?”
“Ik zou niet weten wat ik daar mee aan moet.”
“U koopt uw eten en drinken dan elke dag, neem ik aan?”
“Ik eet noch drink, allemaal verspilde energie.”
“En ook geen partner in uw leven?”
“Voor zaken of voor samenzijn bedoelt u?”
“Ja…”
“Nee, ook niet, niets eigenlijk. Mag ik nu verder met mijn leven?”
“Ogenblikje, ik ga even een telefoontje plegen.”
“Wat gaat u plegen?”
“Ssst… hallo Archibald, ja wacht even ik ga wat opzij staan, (opgewonden) Archibald ik heb er nog één gevonden. Ja, een zonderling, een uniek exemplaar, tja…nee, geen voortplanting mogelijk, het is echt een uitstervend ras. En hij kan echt zonder alles. Ja, wat doen we er mee? Waar hij nu is? Hier een paar meter verder. Wacht even, nee, ik zie hem niet meer, waar is hij toch gebleven, hé mijnheer, mijnheer? Hij is echt weg, (krachtterm die niet in een sprookje hoort) blijkbaar kon hij ook zonder mij. Zonde hé! Zoëven had ik hem nog en nu ben ik hem kwijt. Ik zoek verder, Archibald, tot later!”