Het zonlicht dat door de open deur een harde lichtplas marmerde op de vloer van de kamer, werd even verduisterd bij het binnenkomen van Optimus, de grote tovenaar uit Samarkand. “Dag jongens!” wreef hij zich vergenoegd in de handen. “Waar zullen we het vandaag eens over hebben?” Het is namelijk zo, maar dat wist u natuurlijk al, dat de grootste tovenaars ter wereld maandelijks bijeenkomen voor een gezellig theekransje. En daar wordt dan een gespreksonderwerp gekozen waarmee de dag conversatiegewijs wordt gevuld. Optimus keek glimlachend de kring rond, maar iedereen leek in gedachten verzonken of keek zelfs een beetje misnoegd. “Wel?” porde Optimus de groep aan, “Wat schaft de woordenpot?” Desiderius reageerde als eerste: “We hebben niets gevonden. En dat is niet eens zo verwonderlijk. We doen dit al bijna 800 jaar.” “Jaaaa..?” vroeg Optimus afwachtend. “En ik ben dat nu beu!” riep Filigrasio, een tovenaar uit Lombardije. De glimlach van Optimus was al een beetje aan het wegzakken. “Maar allez, het is hier altijd zo gezellig geweest, er valt toch over vanalles te praten?” “Ja? Bedenk dan maar eens iets. Ik weet geen steen of boom of ding waar we het nog niet over gehad hebben, en de vorige keer zijn we terug begonnen over de voordelen van steunkousen, terwijl we het daar al uitgebreid over gehad hebben in maart 1638. Ik weet het nog goed, want ik heb me er toen aangeschaft.” Die opmerking kwam van Zilbertopf, die in Wenen woont. “Tja…” krabde Optimus zich in de baard, “Wat zullen we dan doen?” “Dat moet je ons niet vragen…” antwoordde Zilbertopf, “Wij schrijven dit sprookje niet.” En na die opmerking keek iedereen in de kamer mijn richting uit. Ik moest wel iets zeggen, dus improviseerde ik maar snel iets: “Ik heb een idee, hier in de buurt is een gezellig bruin café en daar gaan we iets drinken op mijn kosten.” Dat had ik beter niet gezegd. Tot de laatste man stormden ze de deur uit en nog voor ik zelf in het café aankwam was al al de helft van de drankvoorraad als bij toverslag verdwenen. Die magiërs kunnen wat verzetten, ik zweer het u! En toen ik de rekening nadien moest betalen had ik het gevoel dat ik, de prijs indachtig, het ganse café had opgekocht. Dat komt er van, als je spontaan een voorstel uit je hoed moet toveren en de tijd niet hebt om er over na te denken. Nooit doen, kindjes!
Vorig sprookje