Het sprookje van de dag

Mag het efemeer zijn?

Erover

Het sprookjesbos vind ik altijd een aangename plaats om in te wandelen. Je kan me daar wel eens aantreffen. Dan ga ik achter een boom staan gluren hoe de betoverde vlinders dansen in het priemende zonlicht.
Of ik wandel stilletjes tot aan het huis van de heks om dan door het venster naar binnen te kijken. Ze ziet me niet, want telkens als ik er kom staat ze met haar rug naar me toe een mengsel te brouwen, en met mechanische bewegingen doet ze steeds hetzelfde: ze schept een lepel in een glazenbokaal, doet de inhoud in een kookpot die op een vuurtje staat te pruttelen en roert dan even in de pot. En daarna weer die beweging in de bokaal, de pot… Ik wacht niet tot ze klaar is en stap dan verder door naar een wat afgelegen trollendorpje. Daar kan ik heel lang staan kijken op de nijvere bezigheid van de trollen, die, ik moet het toegeven, eigenlijk de ganse dag liggen te slapen aan hun voordeur, dus dat van die bezigheid moet u maar met een korrel zout nemen.
Maar het summum blijft een klim naar het kasteel van Schoonroosje, waar ik alleen maar sta te gapen naar het wonderlijke bouwsel, dat lijkt opgetrokken uit grote opalen. Het is echt adembenemend. Binnen kom ik niet, want ik denk dat het daar nog mooier is, en dat bewaar ik wel voor een speciale dag. Want Schoonroosje wil ik natuurlijk ook wel zien.
Maar het zal er nooit van komen, vrees ik.
De laatste keer dat ik in het Sprookjesbos was, kwam er opeens een leeuw op me af, die op twee poten liep notabene, en vriendschappelijk een poot rond mijn schouder legde. Vanachter een boom sprong een meisje met een foto-apparaat en ‘Flits!’, we stonden op de foto.
Nee, als het zo gaat, zie je me niet meer in dat pretpark. Dat vind ik erover.

Vorig sprookje
Particulier gebruik van de teksten van "Het sprookje van de dag" mag mits bronvermelding. Commercieel gebruik is niet toegelaten.