Soms zijn sprookjes tijdelijk een hit, en dan verdwijnen ze weer. Heel vreemd natuurlijk, want een goeddoorregen sprookje weerstaat moeiteloos de tand des tijds. Dit is niet het geval met wat er gebeurde in de stad, waarvan ik de naam niet ga verklappen, want het ligt daar nogal gevoelig, nog altijd. In die stad dus hebben er een hele tijd Strimmers gewoond. Wat Strimmers zijn is nogal lastig om uit te leggen, maar stelt u zich maar sprookjesfiguren voor die de goedheid zelve zijn. Dat komt wel ongeveer in de buurt. Zij waren door de stedelingen eerst argwanend bekeken, maar gaandeweg werd wel duidelijk dat ze geen vlieg kwaad deden. Mensen keken ook niet meer op wanneer ze opeens in het straatbeeld verschenen. Want dat was nog een eigenschap van Strimmers. Daar waren ze, en een seconde later waren ze weer weg. Je had ook geen last van ze, want je kon niemand vinden die er een slecht woord over kon vertellen. Je hoorde wel eens een verhaal van een oud vrouwtje die de straat was over geholpen door een Strimmer, maar de goede dader kon je nooit vatten, want die was alweer verzwonden. Nogal saai, hoor ik u denken, en dat was ook zo. Maar pas op, verveling is soms de lont die het kruitvat van de saaiheid doet ontbranden. Zo ook in…, nee, ik ga de naam niet noemen. Iemand had op café het idee geopperd dat die Strimmers wel eens gedomesticeerd moesten worden, want je had er toch wel hulp aan, en daarbij, ze kosten niks. Dat idee maakte nogal opgang, en voor er drie weken verder waren, hadden nogal wat gezinnen hun eigen Strimmer in huis gelokt, die ze dan, weliswaar onder dwang, allerlei klussen lieten opknappen. Dat ging best goed, want geen enkele Strimmer stribbelde tegen, goedhartig als ze waren. En ontsnappen konden ze niet, daar keken de nieuwe eigenaren wel op toe. Dat ging dus goed voor de bewoners van de-stad-die-ik-niet-ga-vernoemen.
Tot op een dag toen een man in een grijze plunje, en dan bedoel ik de snit, niet de kleur, op een appelsienenkistje klom op de drukke wekelijkse markt, een vel perkament ontrolde en begon voor te lezen. Zijn tekst ging over het feit dat sprookjes die alleen maar gebaseerd zijn op macht, en waarin de goedheid geen belangrijke rol kan spelen, gedoemd zijn om te verdwijnen in de zilte mist der tijden. En hij klaagde tegelijk de slavernij van de Strimmers hard aan. Toen hij gedaan had, stapte hij van zijn kist. De vele omstanders die waren komen luisteren, bekeken hem zwijgend. Eentje dierf en riep: “Hé, ben je uitgelezen?” “Dat kan ik wel zeggen, ja.” antwoordde de man met een sonore stem, en zonder dat iemand hem kon tegenhouden wandelde hij weg door de menigte. Fluitend ging hij richting stadswallen en onderweg sloot de ene na de andere Strimmer zich bij hem aan. Toen hij een eind buiten de poorten van de stad was, keek hij achter zich en glimlachte. Alle Strimmers waren hem gevolgd. En noch hij noch de Strimmers zijn ooit terug verschenen in Hamelen. Heb ik de naam toch verraden!