De mijnheer stond onderaan een immense ladder te roeren in een onoverzichtelijke serie verfpotten.
“Wat bent u aan het doen, mijnheer?” vroeg het kleine meisje beleefd.
“Ik ben de regenboog aan het schilderen.” antwoordde de man eenvoudig.
“En is dat eenvoudig?” vroeg het meisje, zoals kinderen blijvend nieuwsgierige vragen kunnen stellen.
“Nee,” zei de man keurend naar zijn potten kijkend, “Ik moet altijd een ezelsbruggetje gebruiken.”
“Hoezo?”
“Wel, ik weet dat de kleuren van de regenboog staan zoals in het woord ROGGBIV, maar ik vergeet er altijd eentje. Dus ik heb nu al rood, oranje, geel, groen, blauw, indigo en de laatste weet ik niet meer. Hoe heet je eigenlijk?”
“Violet, mijnheer.”
“Voila, dat is het.”
“Neenee, niet voila, violet.”
“Dat bedoelde ik. Wacht maar eens af, je zal wat zien.”
En de man kroop op de ladder tot hij helemaal uit het zicht verdween.
Violet keek omhoog, en na een tijd wachten zag ze uiteindelijk de ganse regenboog.
Zij kreeg gelijk een kleur.