Koning Winisdaar en koningin Comtogbinne zaten aan het respectievelijke hoofd van de lange paleistafel.
“Dat was heerlijk!” riep de koning naar zijn gemalin.
“Gewis en gewaarachtig!” schreeuwde ze terug.
“Ik vond vooral de gevulde dag ravissant!” was de reactie van de vorst.
“Ik weet het niet,” opperde de koningin.”Ik heb er maar een stukje van geprofiteerd. Ik was de hele dag bezig. En ik was ook niet zo verrukt over de voorgekauwde gedachten.”
“Wil jij met mij nog een mening delen?” vroeg de koning, “Want ik krijg die niet helemaal alleen op.”
“Neen, mijn nederige excuses! Het is tijd voor het dessert. Ik denk dat ik voor het huzarenstukje ga.”
En met een sierlijke sprong verdween de koningin van tafel.
De koning staarde naar de resten op tafel. Hij had er een potje van gemaakt.