In een ver land, ver hier vandaan, maar ook ver van waar u woont hoor, het is gewoon ver van alles, woonde een goede fee. De fee heette Tonia. En dat was niet zomaar, neenee. Maar dat merkt u nog wel. Deze fee had een heel bijzondere gave. Als ze op feestjes was met andere feeën dan probeerde men haar vooral niet aan het lachen te brengen. Want iedereen herinnerde zich een memorabel moment. Het was op een feest dat georganiseerd werd ter ere van de tweeduizendachthonderdste verjaardag van koning Dagobert. Net op het moment dat de hofsecretaris een toast wou uitbrengen op de vorst, en iedereen in de paleiszaal het glas hief, gevuld met dure champagne, barstte de fee Tonia uit in een onbedaarlijke lach. Maar haar lach was zo kristalhelder en tegelijk zo vérdragend, dat de roemers van iedereen kapot sprongen. U moet zich dat voorstellen, een zaal met duizenden genodigden en myriaden aan glassplinters. De vloer lag bezaaid alsof een enorme diamant aan diggelen was gegaan. Tussen al de genodigden die beduusd met hun arm in de lucht stonden te pronken met enkel een afgebroken glasvoet, stond de fee Tonia verbaasd om zich heen kijkend. Had zij dat veroorzaakt? Jawel. Iemand kuchte besmuikt en nog iemand probeerde “Happy birthday to you” in te zetten, maar het viel allemaal een beetje stil. Tot koning Dagobert zelf een lachsalvo inzette, en hierbij spoedig gevolgd werd door de andere aanwezigen.
Kijk, het is nog een leuk feest geworden hoor, daar niet van, maar als je de goede fee Tonia eens uitnodigt, gebruik dan vooral plastic bekers. Want haar lach, die heeft toch wel gevolgen voor het glas in de buurt. Maar daar moet je doorheen kijken. Want het blijft een bijzonder goede fee. En ze weet de toon, jawel, goed te zetten.