Maartje stapte voorzichtig het atelier binnen. Ze snoof even, maar rook niets. “Da”s vreemd!” dacht ze terwijl ze rondkeek naar kasten en vitrines die tsjokvol stonden met flesjes en potjes. Het moesten er duizenden zijn. Terwijl ze bezig was aan een schatting van het aantal recipiënten, kwam een man binnen die zijn handen afdroogde aan een gebloemde voorschoot, een attribuut dat helemaal niet paste bij de rest van zijn kleding. “Ben jij gestuurd door de geurvreter?” vroeg hij nogal kortaf. “Nee,” zei Maartje, “Maar naar het schijnt kan u me via geuren herinneringen uit mijn jeugd doen oproepen.” “Dat is zo.” zei de man iets vriendelijker. Maartje kon haar ogen niet afhouden van de neus van de man, want die was gigantisch. Zo’n grote neus had ze nog nooit bij iemand gezien. “Zet je op deze stoel en doe je ogen dicht. Ik ga er direct aan beginnen want ik heb niet veel tijd.” Terwijl Maartje probeerde om comfortabel te gaan zitten op de eerder ongemakkelijke stoel en haar ogen sloot, was de geurweter al druk doende om in kasten en laatjes flesjes te verzamelen. Ze hoorde hem rommelen en realiseerde zich het getik van kleine flesjes die met mekaar in aanraking kwamen. Toen klonk een flauwe plop, van een kurkje die uit een flesje wordt getrokken. “Ok, snuif diep in en zeg wat je ruikt.” “Oh, wat heerlijk, ik ruik vers gemaaid gras, precies zoals bij ons thuis, en de geur van verse lakens op het bed, en… en heerlijke verse koffie.” “De volgende. Wat ruik je nu?” “Dat is wel heel subtiel, nu ruik ik de zee, waar we altijd op vakantie gingen, en zelfs een toets van geurig zeewier, en misschien, ik kan fout zijn, ruik ik ook een beetje ijsroom, want dat kregen we altijd als we daar waren.” “Goede neus.” zei de man goedkeurend, “En nu iets moeilijker.” Maartje concentreerde zich, haar neusvleugels gingen wijd open staan voor de volgende sensatie. “Ik ruik, ik ruik… de geur van aarde die vers geploegd is, en… maar… nu ruik ik thijm en prei, en wortels, en gezeefde tomaten en ik ruik zelfs een beetje dat iets aan het aanbranden is.” “Verdorie!” gilde de man, “Mijn soep! Ik zei het nog dat ik eigenlijk geen tijd had.” Maartje opende haar ogen en ze zag de geurweter nog net verdwijnen achter een gordijn. Maartje rook nu vooral onraad en ze ging er wijselijk snel vandoor.
Vorig sprookje