De vos sloop voorzichtig tot aan de eikenboom waar de raaf fluitend op een hoge tak zat. Toen hij onder de boom was gekomen keek hij zo vriendelijk mogelijk als een vos dat kan omhoog en zei met een slijmende stem: “Goeiemorgen raaf.” De raaf stopte met fluiten en keek naar beneden. “Goeiemorgen vos, maar ik ben geen raaf hoor.” “Ah nee?” zei de vos verbaasd. “Ah nee..” bauwde de raaf hem na, “Ik ben nu een g-raaf en weet jij hoe dat komt?” De vos schudde een beetje dom zijn kop, want je moet maar eens proberen om op een intelligente manier je kop te schudden als je in de lucht staat te kijken. “Wel,” vervolgde de raaf, sorry de g-raaf op een licht badinerende toon, “Sedert de tijd dat die hele geschiedenis zich heeft afgespeeld die door Jean de la Fontaine zo mooi op het blad is gebracht, en ik bedoel geen eikenblad, maar een blad van handgeschept papier, bedrukt met sierlijke kalligrafische letters, gebonden in een goud-op-snee uitgave, die middels een kalfsleren band zeer succesvol de handel is ingebracht, zijn wij g-raven, toen nog raven, wel wat gaan nadenken. Het feit dat u er toen met de kaas bent vanonder gemuisd, heeft er voor gezorgd dat wij andere voedselbronnen zijn gaan aanboren. Wij zijn ook tot de conclusie gekomen dat kaas eerder constiperend werkt en waren dan ook blij dat wij van die verfoeilijke eetgewoonte af waren. Alweer sedert die tijd hebben wij links en rechts vernomen dat de geur die een vos die net kaas heeft gegeten verspreidt verre van aangenaam is. Aangezien wij olfactorisch zeer sterk zijn, heb ik u daarnet wel niet horen aankomen, maar de geurvlag die je verspreidde gaat van hier tot pakweg Tokyo, ik noem maar wat.” De g-raaf pauseerde even, terwijl de vos, ondergesneeuwd door al die informatie er maar bij was gaan liggen. “Maar had u eigenlijk een vraag of een verzoek dat u tot hier bracht?” vroeg de g-raaf licht arrogant. “Neenee..” zei de vos op berustende toon terwijl hij rechtkrabbelde. En met zijn kop in de grond slofte hij verder het bos in.
Vorig sprookje