Ze zat alleen aan een tafeltje in het goedkope, wat afgebladderde ontbijtcafé. Ernestina keek hoe het theezakje het warme water in haar glazen tas kleurde in opwolkende golfjes. Ze nam het zakje er uit, het moest niet te sterk worden, en ze roerde voorzichtig zodat de wolkjes maar langzaam opgingen in een monochroom mengsel. Ze zat zo ingespannen te kijken naar haar drank, dat ze niet had gemerkt dat er naast haar iemand was komen zitten. Het was een vrouw van ongeveer haar leeftijd, schatte ze, maar haar kledij was veel verzorgder. En ze had mooie donkere ogen waar rust uitstraalde. De vrouw sprak haar aan: “U ziet er niet gelukkig uit, kind.” Het was merkwaardig dat iemand van haar leeftijd haar ‘kind’ noemde maar Ernestina kon op een vreemde manier wel volgen. “Nee…” antwoordde ze treurig en er kwam tussen tranen door een verhaal uit van een misgelopen huwelijk, financiële problemen en het harde feit dat er geen familie meer was, vrienden allemaal weg, maar vooral dat er niemand was die bij haar wou zijn terwijl ze dat juist zo hard nodig had. “Maar je bent een ingoed mens, meen ik te zien.” zei de vrouw nadrukkelijk, “Weet je wat, geef me tien cent als je die hebt en ik zorg ervoor dat je de Lotto wint. En dan kan je terug de ervaring opbouwen dat iemand je wel graag ziet en een gans leven bij je blijft.” Ernestina aarzelde want hoe kon ze nu ooit met 10 cent de Lotto winnen, maar omdat het niet zo’n groot bedrag was, gaf ze het toch maar. De vrouw bleef nog even met haar praten en verdween toen.
De eerste dagen liep Ernestina wat zenuwachtig rond thuis, want ja, ze had geen papier waar iets opstond dat haar deelname bevestigde, en tegelijk had ze aan een wildvreemde 10 cent gegeven, zomaar. Het was geen fortuin, ok, maar anderzijds… Het zou bijna een sprookje zijn dat ze zou winnen, dacht ze nog. Gaandeweg ebde het gevoel weg en viel ze terug in de plooien van de dagelijkse sleur.
Op een zonnige morgen werd er aan de deur gebeld. Ernestina zag een man staan in een soort bewakingsuniform zoals ze dat bij grote banken ook wel hebben. Hij had een grote hond bij zich die hij aan de leiband hield. “Dag mevrouw,” zei de man vriendelijk, “U bent Ernestina meen ik? Wel, mevrouw ik moet u proficiat wensen, want bij de trekking gisteren heeft u de Lotto gewonnen. En het is de hoofdprijs, dat kan ik u wel vertellen! Alstublieft!” En hij overhandigde haar de leiband met de hond en wandelde vrolijk fluitend weg.