Corneel de strandjutter stond op een morgen, nogal vroeg eigenlijk, aan mijn deur. “Ha die Corneel,” zei ik gemaakt vrolijk want ik was nog niet goed wakker, “Waarmee kan ik je helpen?” Corneel stond met één voet een beetje te draaien, want erg sociaal kon je hem niet noemen. Het was al een wonder dat hij vanuit zijn hutje tot in de stad was gekomen, want normaal gezien komt hij niet verder dan de afstand hut-strand en terug-hut. “Kan jij voor mij opzoeken waar een bepaalde plek ligt?” vroeg hij opeens. Ik wou antwoorden dat ik dat via internet wel snel kon opsnorren, maar ik slikte mijn woorden maar in, want voor Corneel was internet waarschijnlijk even onbekend als trigonometrie, ik noem maar wat. “En welke plek zoek je precies?” zei ik. “Euh, wel, het gaat over Todai, en ik zou willen weten waar dat is, en hoeveel postzegels ik daarvoor nodig heb. Want ik wil daar iemand schrijven, antwoorden eigenlijk.” Ik had Corneel nog nooit zoveel woorden na mekaar weten te debiteren en daar was ik toch even door van de kaart. Ik vroeg hem om binnen te komen, en na enige aarzeling voldeed hij aan mijn verzoek. Hij was nog nooit bij mij in huis geweest, en keek dan ook zijn ogen uit naar alles wat er aan de muur hing en in de kasten stond. “Bent u ook een strandjutter?” vroeg hij aarzelend terwijl ik al achter de computer zat te zoeken. “Nee, “ zei ik lachend, “Ik verzamel etnografische kunst en dat lijkt voor jou misschien op wat jij op het strand vindt. Ik kan dat wel begrijpen.” Het werd even stil, want Corneel was alweer aan het rondkijken en ik zocht intussen op het scherm naar ‘Todai’. “Gevonden!” riep ik en triomfantelijk keek ik hem aan. “Todai is de naam, de afkorting eigenlijk, van de universiteit van Tokio. Is het dat wat je zocht? En wie wou je daar schrijven?” “Wel, ik ben strandjutter, zoals iedereen wel weet, en ik heb een fles gevonden met het adres van iemand en dat is de eerste keer dat me dat overkomt. En ik wou aan die persoon laten weten dat zijn fles goed is aangekomen.” “Het lijkt wel een sprookje Corneel, wie weet wie jou nog antwoordt? En je hebt een volledig adres? Naam, voornaam, adres enzovoort…?” “Jaja!” haastte Corneel zich, “ De persoon heeft een voornaam die nogal Tokioos klinkt, denk ik toch.” “Mag ik het briefje eens zien?” vroeg ik met een frons. Corneel zocht in het bovenzakje van zijn hemd, een kledingstuk dat wel eens een wasbeurt kon gebruiken, maar dit geheel terzijde. Hij viste er een verkreukeld briefje uit en reikte het me voorzichtig aan. Het leek een briefje dat uit een notablokje was gescheurd, want er waren duidelijk perforatiesporen te zien. Ik hield het in het licht. In hanepoten stond er in uitgelopen inkt te lezen: ‘No Milk Today’.
Vorig sprookje