We schrijven drie minuten later. Alle laatjes en schuifjes lagen verspreid over de slaapkamervloer, maar allen waren leeg. Nog één kastdeurtje zat dicht, maar dat klemde een beetje. Vader Muhrmann haalde beneden een schroevendraaier en wrikte voorzichtig het deurtje open. Hij ging op zijn knieën zitten en keek naar binnen. Zeven paar oogjes keken hem aan van bij de achterwand. Het was even stil. Toen piepte een stemmetje uit de kast: “Zoekt u iets, mijnheer?” “Ja,” bromde de vader moedig, “Kom er uit en toon wie je bent. Ik heb een appeltje met jullie te schillen.” “Joepie!” riep een ander stemmetje, “Een appeltje…” “Ssssst” siste nog een ander stemmetje en plots stonden zeven kleine mannetjes, niet groter dan een mensenhand samengedrumd voor het meubel. “Wie zijn jullie, wat doen jullie in ons erfstuk, waar is ons geld naartoe en waar is de rest van de inhoud?” liet de vader zijn stem van torenhoog op het groepje neerdalen. “Dat zijn veel vragen tegelijk.” antwoordde de duidelijk oudste van het groepje, “Om te beginnen wij zijn de Bremer kastmuzikanten, wij zijn in dit meubel mogen gaan wonen van mijnheer Zöbel, want dat staat ergens op papier, en wat waren de andere vragen?” “Waar het geld is?” vroeg vader Muhrmann bijna smekend, “Wat hebben jullie met het geld gedaan?” “Wij niks,” repliceerde het oudste mannetje, “dat moet u aan de Bremer stadsdrukkertjes vragen, want die wonen hier ook.” “Maar de kast is leeg, dat zie je toch ook.” zuchtte de man toonloos. “Ah nee!” kreet het oudste mannetje, “Kijkt u eens aan de achterkant want de drukkertjes zijn op de buiten gaan wonen.” Vader Muhrmann trok moeizaam het meubel van tegen de muur en aan de achterkant was een tafereel te zien, weliswaar verticaal, maar het stelde duidelijk een boerderij voor met weiden in piepkleine grassprietjes. Zeven mannetjes lagen verspreid in het gras honderduit te genieten van de natuur. “Zijn jullie de drukkertjes?” prevelde vader zachtjes. “Ja,” zei één van hen, “En wat voor ons geld, let op de schrijfwijze, geld ook voor u… Neem uw gezin eens mee uit de stad en verhuis met alles naar de buiten. Dat zal jullie goed doen, in alle opzichten.”
We schrijven een maand verder en intussen wonen de Muhrmann’s op een prachtige boerderij in een werkelijk bucolisch landschap. De kast is uiteraard mee verhuisd. Die geeft melk, prachtige muziek en af en toe een portie simpel geluk. Meer moet dat niet zijn.
Moeder Muhrmann werkt nu voor de kost, vader Muhrmann let op de kleintjes.