“Wat denk jij dat er gebeurt met de tijd die achter ons ligt?”
“Dus je bedoelt wat er met die tijd… gebeurt dus?”
“Ja.”
“Niks, denk ik, dat is weg, het verleden heet dat geloof ik.”
“Dat vind ik nogal simpel gedacht.”
“Ja, maar dat is toch de gangbare mening.”
“En daarom is het juist of wat?”
“Nee, maar daar blijven volgens mij alleen maar herinneringen van over. Is het dat wat je wou zeggen?”
“Nee, dat bedoel ik niet, ik heb er over nagedacht, en opeens vanmiddag wist ik het.”
“Vertel!”
“Wel, je weet dat de natuur op zich zeer erg goed is in recyclage.”
“Yep!”
“Wel, vier seizoenen achter ons zijn er mensen die onze ganse infrastructuur hergebruiken. Dus zij staan een jaar achter ons, maar zij hebben alles wat wij hebben, alleen een jaar later.”
“En dan leren ze ook nog van ons, van wat wij doen?”
“Dat heb jij goed gezien. Dus zou ik vanaf nu mijn kamer maar eens flink opkuisen alle dagen. Allez slaapwel.”
“Ja, ma. Slaapwel ma.” (zucht)