“Ach kijk daar, een vlinder.”
“Dat doet me er aan denken, heb ik dat al verteld van die ene vlinder?”
“Ik zou het niet weten!”
“Wel, ik zat op een bank in de tuin en opeens komt er een vlinder naast me zitten.”
“Geweldig… Dat gebeurt me nu nooit.”
“Nee nee ho ho! Die vlinder gaat voor me staan en pretendeert dat hij in het Chinees kan vloeken.”
“Dat lijkt me sterk.”
“Ja, dat dacht ik ook, dus ik daag onze vriend uit.”
“Hola!”
“Jaja, hij plant zijn sprieten in zijn zij en stoot een meer dan krachtige kreet uit.”
“En je hebt hem gefeliciteerd.”
“Nee, integendeel, ik heb hem gezegd dat ik van zijn vertoning niet onder de indruk was, dat hij er niets van gebakken had. En toen vloog hij verontwaardigd weg.”
“Dus hij stond daar niet te vloeken in het Chinees? Hij deed maar wat.”
“Het was alleszins geen Chinees. Het was Koreaans.”